Het boek

 

Bij jou weet je het maar nooit

 

Het is 17 mei 2016. Ik ben 34 weken zwanger als ik de diagnose lymfeklierkanker krijg. Blije babydozen maken plaats voor informatiemappen over chemokuren en pruikensessies. Tien dagen later komt ons zoontje Fynn ter wereld, prematuur maar kerngezond. Een maand na de bevalling krijg ik mijn eerste chemokuur. Het lijkt overzichtelijk, een half jaar behandelen en 90 procent genezingskans. Maar alles loopt anders en we beginnen aan een bizarre reis. Een zeldzame allergische reactie op de eerste chemokuur, telkens weer een nieuwe behandeling die ik niet mag afmaken en talloze andere verrassingen volgen. ‘Bij jou weet je het maar nooit’, hoor ik al snel te vaak van mijn artsen.

 

Inmiddels zijn we ruim vijf jaar en vele behandelingen verder.
De ziekte is inmiddels drie keer teruggekomen en het is zo goed als zeker dat er ook een vierde keer komt. Beseffen dat kanker deel uitmaakt van je leven is een heel nieuwe fase waarin ik en mijn gezin onze draai moeten vinden. Fynn is inmiddels een blije, nieuwsgierige en actieve kleuter voor wie de wereld zo normaal mogelijk moet blijven doordraaien en voor ons ook.

 

Met de kanker altijd op de achtergrond en soms op de voorgrond is het de kunst om nu te leven. Om niet in de wachtstand te gaan maar te genieten van wat er wel kan, te lachen en vooral plannen te maken, voor vandaag, morgen, volgende week, voor volgend jaar, voor later. Onze blik blijft gericht op de toekomst.

 

Vier jaar lang heb ik een dagboek bijgehouden. Dat ik zou schrijven was voor mij vanzelfsprekend. Ik wilde onze periode vastleggen voor onszelf en voor Fynn, zodat hij later alles kan teruglezen als hij dat zou willen. Dat ik iets wat zo persoonlijk en kwetsbaar is, uiteindelijk zou delen met onbekende lezers was lange tijd allesbehalve vanzelfsprekend. Waarom dan toch?

 

Wij kregen in 2016 ineens te horen dat we een reis voor de boeg hadden die we zelf nooit zouden uitkiezen. Helaas was annuleren of wijzigen niet mogelijk. De eindbestemming leek positief, maar niemand wist wat voor bagage we nodig hadden.
Er was wel een routekaart, maar geen garantie dat we de eindbestemming zouden halen, geen garantie dat de anwb ons – in geval van nood – altijd weer veilig thuis zou krijgen. We vertrokken en toen werd gaandeweg de route gewijzigd, kwamen er nieuwe afslagen, onzekere paden, leek de eindbestemming steeds verder weg te liggen, kwamen we in noodweer terecht. Maar omdraaien en terug naar huis gaan was vanaf het begin al geen optie meer. We konden niet anders dan onze eigen routekaart ontwikkelen, ons beschermen tegen het noodweer, de juiste hulp onderweg met beide handen aangrijpen en telkens een stukje verder reizen.

 

We zijn niet de enigen die op een reis met onbekende bestemming gestuurd worden. Voor die mensen en voor de hulptroepen en reddingsdiensten onderweg wil ik graag ons verhaal vertellen.
In de wetenschap dat elke mens en elke reis anders is. Maar mocht je iets lezen wat je aanspreekt of wat je helpt bij het bepalen van jouw route, stop het dan vooral in je rugzak! In dat geval is mijn doel bereikt.