Blog

 

Bokshandschoenen

 

Strijden en kanker, die woorden maken dubbele gevoelens in me los. De mensen die me goed kennen weten het inmiddels. Ik heb een groot probleem met uitspraken als: ‘Ik heb de kanker overwonnen.’ Of ‘Hij/ zij heeft de strijd verloren.’ En dat voor iemand die competitief is en elke willekeurige wedstrijd graag wil winnen. Kanker is voor mij geen wedstrijd, geen ziekte die je kunt overwinnen. Dat suggereert namelijk dat je -als je maar genoeg je best doet- sterker bent. Maar wat als je overlijdt? Heb je dan niet genoeg je best gedaan, was je dan niet sterk genoeg, of had je het anders moeten doen? Ik weet niet hoe het werkt, maar ik weet wel dat het zo niet werkt.  
 
En toch, ondanks dat ik niet geloof in kanker overwinnen, strijd ik vaak en volop. Ik strijd wanneer ik word geconfronteerd met diepe angsten en onzekerheden. Ik strijd wanneer ik fysiek weer eens een flinke stap terug moet doen of om het dagelijks leven zo normaal mogelijk te laten verlopen, voor Fynn en voor ons. En wat zou ik graag meer controle willen hebben over mijn lijf dat zo hard voor me werkt en toch soms de ruimte moet geven aan nieuwe rotkankercellen.
Ieder van ons heeft een overlevingsmechanisme: vechten, bevriezen of vluchten. Ik weet inmiddels dat ik maar één stand ken als het om kanker gaat: vechten. Ik wil alles aangaan, elke kans op genezing onderzoeken. Ik wil er zolang mogelijk zijn, offers brengen is geen probleem. Klinkt het vermoeiend? Soms is dat inderdaad zo. Maar inmiddels heb ik ook uit ervaring geleerd dat ik alleen kan doorgaan als ik op tijd rust, als ik goed voor mezelf zorg en luister naar mijn lichaam, ook als de grenzen van mijn lijf niet matchen met die in mijn hoofd. Op papier klinkt dat mooi, in de praktijk ga ik nog steeds regelmatig voorbij aan mijn fysieke grenzen, want ik ben ook maar een mens én een moeder. Maar ik ben er trots op dat het steeds beter lukt. Ik wandel, zoek de natuur op, lees, speel met Fynn - die ineens spelletjesgek is en veel te vaak wint met monopoly - en ontspan met Jeroen en de hond. En op de momenten dat ik toch weer even teveel wil, heb ik Jeroen. Hij is nooit te beroerd om me een spiegel voor te houden. Zo stond hij drie weken geleden - twee dagen na mijn nieuwe immuuntherapie - klaar om naar de bouwmarkt te gaan om een lat te halen. ‘Waarvoor?’, vroeg ik nietsvermoedend. ‘Om op de grond te spijkeren voor jou’, was het antwoord. Oké, de lat moest dus heel laag, ik moest even niets willen en toegeven aan de bijwerkingen. Dat wist ik wel, maar met een shot prednison in mijn lijf wilde ik meer. 
 
Een paar weken geleden kwamen mijn strijdlust en mijn mening dat kanker geen strijd is die ik kan winnen of verliezen heel mooi samen. Ik wilde Fynn op zijn niveau uitleggen waarom ik af en toe naar het ziekenhuis ga en me de dagen erna niet zo lekker voel en moe ben. Via kankerspoken.nl vond ik een boekje en bijbehorende knuffel die eruit ziet als een coole, grappige, blauwe menselijke cel met armen en benen én met rode bokshandschoenen aan. Wij vertelden Fynn dat er in mijn lijf heel veel goede cellen zijn en ook een paar gemene. In het ziekenhuis krijg ik medicijnen die ervoor zorgen dat alle goede cellen bokshandschoenen krijgen, zodat ze de gemene cellen kunnen wegjagen. Van zo’n bokswedstrijd word je best moe. Omdat het voor Fynn niet nieuw is dat ik af en toe naar de dokter moet en dagelijks even rust, stelde hij verder niet heel veel vragen. Het is zoals het is. 
En ik vind het wel een mooie uitleg: laat mijn immuunsysteem maar volop strijden om de gemene cellen weg te jagen. Het enige wat ik kan doen, is mijn lijf zo goed mogelijk verzorgen, rust pakken tussen de boksrondes door, genieten van wat er wel kan - toegeven aan een baaldag - en ongelofelijk hard duimen dat de goede cellen ‘winnen’!
Geschreven op 02-06-21 door Mariska